Dat was een leuk dagje. De Beijing Marathon had me toch wat vermoeide spiertjes opgeleverd, dus van trainen komt er weinig van. En met een trail-marathon vandaag op het programma zal dat de komende week niet anders zijn. Ze gaan me toch steeds moeilijker af en het herstel lijkt ook wel steeds langer te duren.
Die trail-marathon van vandaag was in het Vietnamese SaPa. Ik was hier 10 jaar geleden al eens geweest, prachtig mooi bergdorpje met een fantastisch uitzicht op de rijstvelden. Prima voorwaarden voor een trailrun dus.
Verzamelen ‘s morgens om 6:45 op het pleintje naast m’n hotel, vanwaar we met busjes naar de start werden vervoerd. Vier afstanden vandaag; de 100 en de 70 waren de avond ervoor al gestart, ik deed de klasssieke marathon-afstand en er was nog de halve marathon.
Om 7:30 gingen we met zeker 500 man van start. Hier – in tegenstelling tot vorige week – een flink aantal buitenlanders aan de start. Het ligt namelijk ook wel erg afgelegen, je moest hier echt naar toe reizen om deel te nemen.
Bij zo’n trailrun weer je maar nooit hoe snel je op een single-track komt of op een pad waar inhalen moeilijk is, dus maar redelijk van voren gestart. Zo’n 2000 hoogtemeters vandaag, dus met de voorsten zou ik niet meekunnen. Maar we zouden veel lager finishen dan waar we starten, dat zou voor mij op zich gunstig moeten zijn.
Het hoogteprofiel gaf aan dat we de eerste 2 1/2 km de eerste 100 hoogtemeters mochten overwinnen. En zo geschiedde. We bleven die eerste kilometers op een aardige weg lopen. De eerste 2 a 3 minuten voorzichtig lopend liet de hartslag direct van zich horen. Poeh, dat viel nog niet mee. Maar ik herstelde daarna iets. We zaten toch ook wel op 2000 meter hoogte (of iets erover heen) dat telt misschien ook ietsje mee.
Het verbazingwekkende was wel dat ik in de tweede kilometer klimmen (vals plat) zelfs mensen ging inhalen. Bergop een uitzondering voor mij. Ik was – naar schatting – op ongeveer de 35e/40e positie gestart en me waarschijnlijk opgewerkt richting top 25. En dan zou daarna de afdaling komen! En die kwam. Het waren een heerlijke 15 seconden op het gras. Daarna werd het zo technisch, stijle stukken, heul veul stenen en vooral: glibberig, dat ik helaas weer aan beide kanten werd ingehaald. Gebeurt me niet vaak in een afdaling. En waar ik die eerste 2 1/2km gemiddeld zo’n 6 minuten liep (zeer goed voor vals plat omhoog), liep die gemiddelde tijd op naar 7 minuten na 5km. Ik was in de afdaling dus 2 min/km langzamer dan bergop. Dat kon nog wel eens een lange tocht worden…
We gingen nu door een dichtbegroeid gedeelte. En nu kon ik me van 10 jaar geleden nog herinneren dat we een paar keer met een brommertje over zo’n meters lange joekel van een slang waren geleden. En ook bij een trekkings-tocht stonden we toen een keer oog in oog met zo’n gevaarte. Ik moet zeggen dat het me in die eerste 15km nog wel een paar keer door m’n hoofd is geschoten…
De weersverwachting was goed te noemen. Goed, het kwik zou misschien richting 25 graden gaan in het tweede gedeelte, maar met bewolking in het begin en wat regen aan het einde zag dat er goed uit. Is het nog nodig te zeggen dat het grootse gedeelte van de dag de zon scheen en ik geen regendruppel heb gezien?
Zonnebrand had ik niet gebruikt, en dat was maar goed ook. Binnen de eerste kilometer ‘s morgens vroeg was ik al drijfnat van het zweet. Niet prettig als de zonnebrand dan je ogen in drijft. Alleen m’n voorhoofd en bovenkant hoofd was aan het einde van de dag ietwat verbrand, maar het viel allerzins mee. Mooi kleurtje gekregen. Volgende week toch maar met Buff lopen?
Terug naar de wedstrijd. We waren weer aan het klimmen en dat ging nu al een stuk minder. Het was nu ook off-road, dus geen mooie vlakke klim, maar stenen en nauwelijks een pad. Daarna kwamen we toch weer op een loopstuk richting het eerste dorpje. Loopstuk houdt in: geen serieuze stijging/daling, altijd wel vals-plat.
De dorpjes bestonden meestal uit zo’n 10 huisjes/hutten, uiteraard het echte primitieve werk nog. Rond die dorpjes hadden ze vaak wel zo’n 500 meter vlak pad aangelegd. En met vlak, bedoel ik de ondergrond, want uiteraard was er geen meter vlak.
Ik denk dat het na zo’n 10 kilometer was (liep ik in 40e positie?) dat er ons een deelnemer tegemoet kwam hinkelen. Huilend! Heb ik volgens mij nog nooit gezien.
Toevallig liepen er daar nog een paar man voor me. Liepen hem straal voorbij. Terwijl het toch bij vrijwel alle trailruns in de (beknopte) spelregels staat; je wordt eerst geacht je medelopers te helpen als ze geblesseerd zijn. Kennelijk vonden deze mannen het verdedigen van die 40e plek erg belangrijk. Nu ben ik zeker geen heilig boontje, maar dit was schofterig.
De jongen maar even aangesproken. Are you okay? Huilend: No. Can i help you? Huilend: Yes. Nu denk ik dat het huilen meer van teleurstelling was; het zou goed kunnen dat het mannetje van voren meedeed. Goed, wat is er aan de hand? Hij wees naar z’n enkel, die was dik. Misschien wel gebroken, zei hij. Oei!
Procedure is dan dat je de organisatie belt, en naar het dichtstbijzijnde dorpje gaat, zodat de organisatie je daar kan ophalen. Dat had hij inmiddels gedaan en aangezien hij hinkelend aardig vooruit kwam en gelukkig op 100 meter van het dorpje was, heb ik hem sterkte gewenst en, inmiddels door een paar anderen ingehaald, de weg voortgezet. Achteraf dacht ik dat ie misschien gehoopt had dat ik hem ondersteunde tot het dorpje en daar bij hem bleef. Dat ondersteunen had ik misschien moeten doen, maar ach, die zou het wel redden.
Marchieren! We kwamen nu op een bergpad te lopen, een klein paadje op een bergwand. Geen last van hoogtevrees dit keer, gelukkig, dus ik kon volop GENIETEN van de kilometers lange uitzichten op het dal en overal waar je keek, de rijstvelden. Schitterend! Het tempo lag niet heel hoog meer en de lopers voor me verdwenen helemaal uit het zicht. Op een gegeven moment kwam ik een kudde buffels tegen op dat bergpad van nauwelijks 1 1/2 à 2 meter breed. Rechts de bergwand, links de afgrond. Één zo’n monster moest ook nog in de breedte gaan staan (eten). Ik was er bijna. Ik strekte de wijs- en middelvinger van m’n rechterhand, wees daarmee naar m’n ogen, draaide m’n hand om en wees naar zijn ogen. “‘T is jij of ik, ouwe!”. Maar toen ik eindelijk bij ze was en dacht hoe gaan we dit nu weer oplossen, lukte het dat monster dat in de breedte stond om z’n achterpoten richting z’n voorpoten te brengen, zodat ik er net langs kon. Ik hoopte maar dat die beesten niet achteruit konden trappen en dat gebeurde gelukkig ook niet.
Op kilometer 14, van het bergpad af, was er een verzorgingspost. Ik was veel vocht kwijt en had al behoorlijk wat van het 1 1/2 liter meegebrachte vocht genuttigd, alles bijgevuld dus. M’n achtervolgers kwamen aansluiten bij de post en zo stonden we daar met een man of 6, 7. Vrij druk. Weer verder. En nu kwamen we zo waar op een redelijk vlak gedeelte. Normaal gesproken mijn sterke punt op trailruns, qua hardlopen kan ik de meesten wel de baas. Maar dat vlakke was zo verschrikkelijk technisch dat ik niet vooruit kwam. Balanceren op een strookje van nauwelijks een voetbreedte (met plassen, grote keien of rijstvelden ernaast) duurde een paar honderd meter. Daarna over een vreselijk hobbelig pad langs een rijstveld lopen, ik kon er niet eens op hardlopen, zonder m’n benen te breken. De anderen van de verzorgingspost hadden er toch minder moeite mee en lieten me allemaal achter zich.
Dat lastige technische stuk duurde slechts zo’n 2 kilometer, maar ik moest daarin behoorlijk wat terrein prijsgeven. Daarna kwam het voor mij heerlijkste deel van het parcours. Een redelijk mooi lopende afdaling afgewisseld met stukjes vlak en heel soms een stukje vals plat naar boven. Een hardloopstuk! Daar verlangde ik wel naar. De benenwagen werd in beweging gezet en ik kreeg m’n voorgangers in zicht. Sterker nog, het was vrij snel erop en erover. Bij het halve marathon-punt was er weer een post. Genoeg postjes vandaag, op de 1e na, zo om de 6 a 7km. Hierna zou al snel de eerste serieuze beklimming van de dag komen. Nu had ik 2 pretpilletjes (pijnstillers) mee naar Azië genomen. Één voor deze wedstrijd en één voor volgende week. Ik vond dat ik er nu wel eentje verdient had. Weggespoeld met water en we konden beginnen aan de klim. Godzijdank was het een redelijk geleidelijk lopende klim op een prima weg. Wel een lange. Maar als je toch moet klimmen dan ligt dit mij nog het meest. Wel wandelend uiteraard, niet overdrijven. De pretpil leek ook z’n werk te doen en zo kon het zelfs voorkomen dat ik zo waar de achtervolgers helemaal uit het zicht liep, en ik kon best ver achter me kijken in die klim. Onderweg zat er nog een in Singapore wonende Australiër aan de kant een blikje cola te drinken om weer op krachten te komen en hij liep een stuk met me mee. Maar ook hij moest me laten gaan. In stevige tred stiefelde ik door.
Ondertussen kwamen we bij de achterhoede van de 21km lopers aan en vanaf dat moment werd het druk en dat zou zo blijven. De eerste kilometers geen probleem. Inhalen ging makkelijk bergop op een breed pad/weg. Verzorgingspost op 27km. Vanaf hier zou er een flinke afdaling volgen. Hopelijk niet zo verschrikkelijk technisch, als het toch weer zo’n mooi lopende afdaling mocht zijn??? Het werd iets er tussen in.
Glibberig was het gelukkig niet meer (we moesten vandaag overigens wel een paar keer een watertje doorkruisen, wat ik prima vind) maar het was net iets te rocky en in combinatie met die stenen net iets te stijl om echt hard lopend af te dalen. Het werd iets tussen wandelen en hardlopen in. Hardlopen met tegengas geven omdat je anders te veel snelheid kreeg. Niet bevordelijk voor je voeten. Ten eerste drukt je grote teen bij iedere pas tegen de voorkant van je schoen aan en ten tweede schaaft de onderkant van je voet altijd iets door je schoen bij iedere pas, waardoor je er in het gunstigste geval blaren oploopt. Dat kon me even niets schelen.
Nog steeds haalde ik massaal de achterste helft van de 21km lopers in. Zo kwamen we bij de post op zo’n 35km. Nog maar 7….
Maar, ik kende het profiel, die zouden zwaar worden! En dat werd het, de tweede en laatste lange steile klim. De beentjes hadden het wel gehad en deze klim lag me een stuk minder. Nog steeds veel 21km lopers in de buurt en dat was nu even niet verkeerd. Nu had ik wel hetzelfde tempo als 90% van die deelnemers (de overige 10 was nog steeds te langzaam) dus kon me mooi aan hun optrekken. Beetje raar, maar ik kreeg als hele marathon-loper vele aanmoedigingen van de 21km lopers, ik voelde me bijna bezwaard.
Hier zag ik trouwens ook nog iets kruipen wat op een lang uitgevallen regenworm leek, maar toen ik hem zag kronkelen was ik vrij zeker toch nog een slang te hebben gezien 🙂 Verder ben ik vandaag de hele kinderboerderij tegengekomen. Opvallend veel eenden…
Ondanks het toch redelijk vaak pauzeren en langzame klimmen, bereikten we toch nog redelijk de top. Nog zo’n 4 kilometer afdalen. Dat ging wel op een redelijk breed lopende weg, maar die lag vol met keien. En met de vermoeidheid ging ik hier niet snel van af. Toch nog sneller dan de 21km lopers om me heen, maar dat ging wel weer ten koste van m’n voeten. Achteraf vond ik de schade nog heel erg meevallen met drie blaren. De onderkant van m’n voeten was niet ontveld, waar ik een beetje bang voor was. Dit was geen probleem.
De laatste 2 km’s waren vals-plat. Ik had het wel een beetje gehad en permitteerde me een paar kleine stukjes wandelen tussendoor.
De finish kwam in zicht. Jippie! En van tevoren had ik spectaculaire foto’s van dit complex in de middle-of-nowhere gezien, maar dat valt in het echt altijd tegen. Nou, vandaag niet!! Schitterend!
De laatste paar honderd meters waren alle vlaggen van de (40?) landen waar de deelnemers vandaan kwamen opgesteld en na 6 uur en 29 minuten passeerde ik de finish. Erg mooie trail, geen spijt van! Uiteindelijk bleek ik nog 29e geworden van de bijna 500 gefinishten, ietsje hoger dan ik dacht. Maar ach, des keizers baard.
Foto’s volgen nog